Al heel lang is er iets wat ik heel graag wil en toch maar blijf uitstellen. Ik zet wel stappen en kom ook zeker vooruit, maar echt lekker vaart krijgt het nog niet. Het lijkt wel of ik met één voet gas geef terwijl de andere voet tegelijkertijd op de rem trapt. Dat schiet natuurlijk niet op.
Als ik iets mateloos boeiend vind, dan is het wel wat ons als mens beweegt. Veel van mijn tijd zit ik met mijn neus, oren en gedachten in deze materie. Ik wil telkens verder komen. Meer durven en nog vrijer en blijer zijn.
Bij het luisteren van weer zo’n verbeter-jezelf-audio, word ik aangemoedigd om mezelf op het volgende te bevragen: Waarom zou ik het niét willen? Op die vraag ga ik ongegeneerd los. In no time heb ik twee pagina’s volgekalkt met alles wat er slecht, eng of negatief is als ik echt eenmaal dáár zou zijn. Daar waar ik aan het doen ben wat ik graag wil doen.
Ik schuif het schrift een eindje van me af laat mijn blik over het papier gaan. Er is iets dat meteen opvalt. De zinnen hebben iets met elkaar gemeen. Bijna allemaal beginnen ze met Ik ben bang dat…
Fascinerend dit. Er is blijkbaar nog veel meer waar ik bang voor ben dan deze bangepoeperd al wist. Wanneer ben ik in vredesnaam zo’n bangig mens geworden?
Eén voor één ga ik mijn opgeschreven zinnen bij langs. Sommige angstjes kan ik gelijk doorstrepen. Die zijn slechts nog een restje van iets ouds. Andere zijn iets hardnekkiger, maar ook deze kan ik inmiddels wel pareren. En bij een aantal moet ik eigenlijk best gniffelen. Omdat ik weet dat het nonsens is. Klinklare onzin.
Heel nuttig om dit boven tafel te krijgen. Zolang je niet weet dat er achter de schermen vol aan de rem wordt gehangen, hebben die angstjes en vreesjes vrij spel. Maar ik ga ze ontmaskeren. Ze mogen met pensioen. Bedankt voor de goede zorgen, jullie zijn niet langer nodig.